Ria bij een van de oudste bomen in het “Singelpark” rond de stad
Eindelijk komt het zonnetje door en worden de temperaturen wat hoger. Voorjaar! 20 Mei, de dag voor Hemelvaart hebben we Haarlem verlaten met het idee in Lisse aan te leggen en dan van daaruit richting Leiden te varen. In Lisse was geen plaats omdat er nog geen vaste liggers waren vertrokken. Dan maar in 1 keer door naar Leiden. En dat kan ook eigenlijk makkelijk, de afstanden zijn in Nederland niet te vergelijken met de afstanden die we anders afleggen wanneer we richting Scandinavië varen. De havenmeester van Leiden zou voor ons een kopsteiger vrij houden. En ja hoor, toen we aankwamen stond er een oranje pion en konden we zo aanmeren. Er is wel het een en ander veranderd hier. Toen we op de Zijl aankwamen werden we door de marifoon vriendelijk te woord gestaan en gingen alle bruggen soepeltjes voor ons open. We voelden ons echt welkom, dat was een aantal jaren geleden wel anders. Toen was er helemaal geen havenmeester en waren er niet zulke vriendelijke brugwachters.
Wat een feestje om hier in de Oude Rijn te liggen. Zeker voor mij, ik ben hier immers geboren en opgegroeid. Ik kan hiervandaan het koperen dak van de voormalige VenD zien, net als uit mijn slaapkamer toen ik klein was. Een stad boordevol herinneringen. Mooi opgeknapt trouwens, prachtige grachtjes met waterlelies, zwanen in de Oude Rijn. Veel groene beplanting overal. Een prachtig aangelegd Singelpark langs de vestingwal rond de hele binnenstad.
Ria voor de poort van haar voormalige school aan de Hooglandse Kerkgracht
Gedicht Ria, 20 juli 2008
Fijn ook om in de buurt te liggen van (bijna) alle familie. Eerst zagen we Willem en Syl hier op de boot. Jammer dat Syl de dag daarna ongelukkig van haar fiets afstapte en is gevallen. Enkel gebroken, alles stuk wat er maar stuk kan zijn. Eerst gezet en daarna geopereerd. Pennen en platen, drie weken er niet op staan en daarna voorzichtig weer belasten. Poeh, heftig hoor.
Hooglandse Kerk / Hooglandse Kerkgracht
Gisteren hebben we twee van Aad’s broers en een van zijn zusjes aan boord gehad. Leuk met elkaar geborreld en een pizza gegeten. Hier blijven we nog even. Dan kunnen we even bij Syl langs en misschien nog meer mensen ontmoeten. En handige plek ook voor allerlei afspraken die nog in de agenda staan.
Dit jaar geen tochtje naar Parijs, zoals we van plan waren. We blijven voor de zekerheid in Nederland. Volgens veel mensen is dit ook geweldig, voor ons wel een beetje een teleurstelling. Ivm de gezondheid van Aad gooien we alle plannen overboord. Gewoon een beetje rustig aan en in de buurt van medische hulp als dat nodig is.
Later dan anders vertrokken we uit Amersfoort; we hadden nog het een en ander te doen. 9 april was een geweldig leuke Trompert-familiedag bij Thijs en Marisja in de hal. Én we hoeven ons nu ook niet zo te haasten.
Wanneer we wel naar Parijs waren gegaan, waren we natuurlijk allang weggeweest. De waterstanden op de Franse vaarwegen zijn voor je het weet te laag; hoe dichterbij het zomerseizoen, hoe minder water in rivieren zoals de Maas. Soms worden de sluizen in de kanalen dan ook niet meer geschut. Moet je maar zien hoe je weer in Nederland terugkomt. Maar, niets van dat alles is nu ons probleem.
Langzaam vertrokken we op donderdag de 13e april. Eerst lunchte ik nog met Alide bij het Broodatelier in Amersfoort. En om drie uur konden de trossen los, bij de Koppelbrug uitgezwaaid door Thijs en Marisja. Ze moesten, en wij dus ook, nog wel een poosje wachten totdat de brugwachter kwam.
Maar, we vertrokken nu toch echt! Heerlijk om weer in de buitenlucht te zijn, de Eem en de Arkemheenpolder aan onze voeten. Wat een schoonheid. Vlakbij het Raboes hebben we de Tiberius op een bekend plekje aangemeerd.
Typische woongebouwen langs het Gooimeer
Vrijdag was het eerste doel Weesp. Dit oude stadje heeft mooie plekken in de kom. Dichtbij alle winkels, daar kun je goed vertoeven.
Ach schat, zei de havenmeester. Je kunt hier gewoon lekker blijven hoor, ik zeg het wel als ik jullie zat wordt. Van te voren konden we niet weten dat we het nog druk zouden krijgen in Weesp.
We liggen in Weesp tegenover de kerk die als brouwerij van Wispe-bier is omgebouwd
Eerst kwamen Willem en Syl lunchen, maandag kwam Carel eten, dinsdag kwam Anne aan boord om samen met mij te tekenen. Woensdag dronken we een wijntje aan boord bij de Basta. Dat heb je wanneer je in Nederland blijft, kom je gewoon je familie, vrienden en winterburen tegen. Ook wel leuk! Aad zit graag beneden en werkt aan zijn filmpje over de Stadsring en over het project Sam. Een toren van 16 verdiepingen tegen het historische centrum aan, hoe kan de gemeenteraad daar nou toestemming voor hebben gegeven. Daar moet je toch wel een beetje tegengas geven.
Zondag de 23e zijn we al weer terug in Amersfoort, dit keer met de trein. In het Rietveldpaviloen is de opening van een fototentoonstelling en van Aad hangt daar een enorme collage met een plein-gezicht. De Hof van Amersfoort, op doeken van totaal 12 x 3 meter! Mooi geworden!
Het is gezellig druk bij de opening van de tentoonstelling in het Rietveldpaviljoen
Via de oude Zeesluis in Muiden varen we richting het IJ. We passeren de Oranjesluizen en op naar de Sixhaven in Amsterdam-noord. Van daaruit kun je direct het pontje naar de overkant, naar de stad nemen. Een mooie nieuwe haven, ook met grote boxen. Jammer van die 6 ampère stroomvoorziening; daar kan Tiberius echt niet mee uit de voeten. Wegwezen dan maar, even een stukje terugvaren en uiteindelijk is Durgerdam een veel leuker haventje. wat hebben we daar een mooi uitzicht over het IJ en de eilanden van Amsterdam. Wat is het toch een lief haventje, mooi bij dat dorpje dat eigenlijk een dijk, of dam is. Een klein kerkje en waar vroeger de oude bruine kroeg was, is plotseling een chefkok aan het werk. Smullen!
Vanaf onze ligplaats in Durgerdam varen we steeds met een pontje naar de dijk. “s Avonds hebben we een feeëriek uitzicht op het IJ-meer en op de lichtjes van IJ-eiland aan de overzijde.
Het is daar een stiltegebied, het waterland strekt zich ver naar het noorden uit. Een waar walhalla hier voor de futen. Er zijn er ontzettend veel, je vraagt je af hoe een fuut nu onderscheid maakt. Voor ons mensen zien ze er immers allemaal hetzelfde uit. Met wie ga je nu een nest maken en nakomelingen?
Prachtig om te zien hoe ze baltsen. De pluisjes op hun kop worden ware pauwachtige verentooien. Ze duiken onder en komen tegelijkertijd boven, met iets van de bodem opgeraapt in hun snavels. Alsof ze elkaar een schat willen geven. De buiken tegen elkaar springen ze bijna uit het water omhoog en dan die kammen!
Een fuut op het nest, uit met balsen!
Het is inmiddels 2 mei en we zetten koers richting Haarlem. Weer even in de stad die ons zo bekoort. We hopen maar dat ‘ons’ plekje vrij is. Vlak voor de Gravenstenerbrug is een steiger met maar een paar plekjes. En dat plekje aan het eind is het mooist, want van daaruit heb je een uitzicht over die oude, witte puntbrug en je kijkt tegelijkertijd naar het Teylers museum.
Helaas, vol is vol. En we moeten uitwijken naar een plek aan de kade verderop. Na een paar dagen en een paar keer verhuizen liggen we waar we willen.
We blijven ons ook zelfs cultureel vermaken. Gaan naar een concert in Tivoli met Gert en Alide, bezoeken een fantastisch concert van Amsterdam Sinfonietta , ook in Tivoli. Gaan hier in Haarlem naar de boekpresentatie van Charlotte Bogaert, die een mooi project heeft afgerond. De oude ambachtsschool ‘De Meester’ heeft een tijdlang leeggestaan en is nu verbouwd tot appartementen. Zij heeft het hele proces gefotografeerd en natuurlijk heeft Anton Spruit haar geholpen met de tekst en lay-out. Vandaag, zaterdag de 13e mei hebben we ook het schoolgebouw bezocht.
Hier in Haarlem zagen we Geer en Aniet en donderdag aten we bij Thom en Elly. Wat een maaltijd maakte zij zeg, echt haute cuisine! Heerlijk en wat gezellig!
Als we het Spaarne opvaren zien we de molen De Adriaan, en de torens van de St. Bavokerk en de Bakenesserkerk in een oogopslag.
Veel vrienden vragen waar we nu liggen. Nou, we liggen al weer voor de derde week op ons winterplekje in Amersfoort. Hebben de kinderen geknuffeld en de andere winterliggers die langzaam binnen druppelen, verwelkomd. Met het prachtige najaarsweer van de afgelopen weken zwerven we veel door de binnenstad om de nieuwtjes te ontdekken. En natuurlijk om de prachtige folly Fa-brick van Thijs en Marisja in het plantsoen van alle kanten bekijken. Deze folly is gemaakt door hun samenwerkingsverband ATMosphere en onderdeel van de prachtige tentoonstelling “Brick” in het Kade- museum. Alle kanten van de Hollandse baksteen worden daar belicht. De tentoonstelling is nog tot begin volgend jaar te zien.
We stoppen even met ons blog en gaan genieten van onze winterligplaats hier op de Eem. Dat is al weer voor het derde jaar dat we in Amersfoort blijven en totaal onze zesde winter dat we op Tiberius wonen. Het bevalt ons hier goed met de kinderen en veel vrienden in de buurt. En niet te vergeten liggen we hier met een hele verzameling winterliggers waarmee we een gezellig buurtje vormen.
We gaan bedenken waar we met Tiberius het komende jaar heen willen. Dat horen jullie begin maart volgende jaar wanneer we weer los gaan.
Ja, Hoorn, daar hebben we met Tiberius 3 winters aan het Baatland gelegen en ver daarvoor, 40 jaar geleden, 5 jaar op de Tinnegieter gewoond. Ik werkte toen hier om de hoek bij Buro Zandvoort. Ria haalde mij bij het Buro op vrijdag op, met Thijs in het zitje voorop de fiets. Tijdens een strenge winter hebben we op de Hop geschaatst. Bovendien is Ivo hier in het ziekenhuis geboren en thuis door Ria onder haar hoede genomen. Dus Hoorn is wel ’n beetje onze stad.
Dat merken we ook wel want Martin kwam gisteren spontaan een praatje aan boord maken en Regina komt een dezer dagen ’n kopje thee drinken.
Maandag gaat Tiberius bij Nikos op de kant waar hij de aangroei van 2 jaar binnenwateren en zee zal afspuiten en nieuwe antifouling aan gaat brengen. Ook monteert hij een proportionele hekschroef voor meer gemak bij het aanmeren. Verder nog wat onderhoudswerkzaamheden die elk jaar terug komen. Daarna wordt het tijd om naar onze winterligplaats in Amersfoort te gaan. Maar daar berichten wij nog over.
Afgelopen maand hebben we een rondvaart door Friesland gemaakt. Een hele gezellige rondreis langs veel vrienden die we via het water nader hebben leren kennen. Vanuit Lemmer eerst langs Balk waar ik nog en klein project voor Gerrit Hiemstra heb ontworpen. Toen naar Heerenveen, langs Ad en Tineke, een van de collega-overwinteraars in de haven van Amersfoort. Daar bezoeken we samen met Ton het prachtige Museum Belvédère met o.a. portretten van Jan Mankes.
Vervolgens naar een Marrekrite plek aan de Goaiïngarypster Puollen waar ook Jos en Rolf met hun zeilboot komen en we heerlijk eten en bijkletsen.
Dan naar Sneek vanwaaruit we de trein nemen naar Leeuwarden waar Rob en Nienke met hun Pollard aan de Prinsentuin liggen. We lunchen gezamenlijk in restaurant Proefverlof in de oude gevangenis. En tot slot varen we ook nog met Tiberius naar Leeuwarden vanwaaruit we de trein naar Harlingen nemen om nu eindelijk het nieuwe appartement van Gerda en Dick te bekijken, waar we verwend worden met een heerlijke lunch.
Niet zo gek om op een boot te wonen. Je ontmoet makkelijk vrienden op veel verschillende plaatsen.
Ondertussen ben ik al weer een beetje aan het werk met afspraken in Heerenveen en Leeuwarden. Dat werk komt vanzelf weer aanwaaien als we in Nederland terug zijn. Leuk om te blijven doen. Ook nog een onbezoldigde klus in Sneek, waar ik eens naar al de schreeuwerige reclame heb gekeken nadat ik Rob en Nienke daar op geattendeerd heb. Een stad knapt een stuk op als je de reclame wat terughoudender maakt:
Voor het schoon maken van de gevels…..… en nadat ik al de schreeuwerige reclame van de panden gefotoshopt heb.Met een prachtig “schoon” stadsgezicht Sneek als resultaat.
De rust is op Tiberius teruggekeerd. Pollard, de werf van Tiberius, heeft de laatste resten van het ontplofte accuzuur verwijderd, heeft de voorpunt weer fris geschilderd en de nieuwe AGM-accu’s in een bak op een verse houten constructie geplaatst. Alles is weer nagelnieuw, alsof er niets gebeurd is. De kussens liggen weer op hun plek en de nare lucht is uit ons woonschip verdwenen. Nadat de Volvo monteur de riem van de dynamo heeft vernieuwd en gespannen zoals dat hoort waren we vrij.
We liggen als vanouds weer even op Urk. Visje kopen en een rondje vuurtoren lopen. Het is hier altijd gemoedelijk, een aparte gemeenschap. Bij de koffie vertelde een oude dame dat Urk op een schip 200 Oekraïense vluchtelingen heeft opgenomen en ook in het dorp worden bij mensen thuis nog eens 63 vluchtelingen opgevangen. De oude Rabobank is ingericht als buurthuis voor de Oekraïners. Alle Oekraïners zijn inmiddels aan het werk. Dat doen ze toch maar.
Vorige week zijn we vanuit Groningen via het van Starkenborgkanaal en het Prinses Margrietkanaal naar Eernewoude. Het waterpark De Alde Feanen is zoals altijd prachtig. Je zou er toch voor altijd willen wonen. Jammer dat op de eilandjes alleen maar vakantiewoningen liggen. Onze volgende stop is Lemmer waar het groot feest is. Ook al ligt de kom van het dorp helemaal vol schepen kunnen wij er nog wel bij. We leggen aan tegen een Barkas en genieten van de ontspannen sfeer in het stadje vanwege de SKS-Skûtsjesilen rond de baai van Lemmer.
Via de polder varen we naar Blokzijl. Het is altijd weer druk bij de sluis. De volgende ochtend vroeg varen we het laatste stukje naar Pollard en zijn rond 10 uur op de werf in Steenwijk.
Stadsgezicht BlokzijlPandjes uit Blokzijl
Komende maand vermaken we ons nog op het water in Friesland. De vakantiegangers zijn verdwenen dus het is rustig op de Marekritteplaatsen.
We komen langzaam tot rust in Groningen. In de voor ons bekende Oosterhaven. Zijn, na een rondreis van ruim 4 maanden, weer terug in Nederland. We zorgen bij T-Mobile dat ons internet het weer op de ouderwetse wijze doet. Brengen een bezoek aan Forum Groningen waar ik vanaf het dak foto’s van de stad maak. Forum Groningen is een groot modern bibliotheek- en filmpaleis. Het gebouw is openbaar. Je kunt via roltrappen op en neer door de hoge verdiepingen. Heel verrassend om te doen. Je zoeft kriskras door een gigantische vide van waaruit je voortdurend contact met de stad hebt. Studieplekken en meerdere podia liggen direct rond deze vide waardoor een heel aangename, witte, amorfe ruimte ontstaat. De buitenkant van het gebouw is blijkbaar ondergeschikt. Het is geen gebouw dat meegaat in de ruimtelijkheid van de stad. De wanden vormen geen straatwand of plein omdat ze wijken en ijzig glad zijn. Je zou kunnen zeggen dat het gebouw zich van buiten afkeert van de stad maar van binnen juist met de stad samensmelt.
We zijn vorige week donderdag uit Bremen vertrokken. Er zouden erg warme dagen van boven de 30 graden komen. Bovendien hadden we weer zin om naar Nederland te gaan. Vooral het blikkige Duits door de marifoon en de afgepaste wijze waarop wij ons ten opzichte van sluismeesters moesten gedragen kwamen ons zo langzamerhand de keel uit. Hadden geen zin meer om ons voortdurend aan te passen. Die dag voeren we in de middag, met de stroom mee, de Weser af naar Elsfleth. We overnachtten aan de steiger die in de nacht een keer op en neer ging omdat we nog steeds op getijdewater lagen. Eerst kijk je naar het dorp, zes uur later tegen een hoge modderige oever op. De volgende dag kies ik er voor om vroeg tegen de laatste stroom, vlak vóór de kentering de Hünte op te varen. Zo kunnen we vandaag ook nog het 70 kilometer lange Küstenkanaal varen. Die planning wordt echter overhoop gegooid door de sluiswachter in Oldenburg. Hij liet tot wel drie keer de beroepsvaart voorgaan waar we niet bij pasten. Toen Ria na 2 uur wachten vriendelijk vroeg of hij ons niet vergeten was, mochten we gelijk mee. Vreemd. Uiteindelijk zijn we pas in de avond aan het eind van het Küstenkanaal en vragen en krijgen een plekje in de jachthaven ter plaatse. We weten dat het op sommige plekken erg ondiep is dus manoeuvreer ik uiterst voorzichtig.
Dan klinkt er een ijzig luide klap van onder uit Tiberius. We schrikken ons rot, denken dat er iets in de schroef zit. We weten niet wat er aan de hand is. Ik denk een stuk hout of ijzer in de schroef. Maar die doet het nog. Ik probeer de boegschroef te gebruiken omdat de havenmeester aangeeft dat we op een plek, achteraf aan bakboord moeten liggen. Dan blijkt de boegschroef te zijn overleden. Met heel veel kunst- en vliegwerk meren we tussen de andere jachten aan. Er is aan drie kanten niet veel ruimte. Ik krijg met de schroef en met de wielwerking daarvan Tiberius niet opzij. Er staat stroom. Draai een rondje zonder dat ik het wil en we worden uiteindelijk door een man met zijn zoon met twee lijnen naar de kant getrokken. Ria houdt ons af zodat we andere schepen niet raken en beschadigen. We zijn alle twee lichtelijk in paniek. Als de havenmeester komt geef ik de ondiepe haven de schuld en zeg dat er rotzooi op de bodem van de haven ligt. Dat blijkt achteraf echter niet zo te zijn. Wanneer ik samen met een elektricien die toevallig in de haven is, de bank in de voorpunt open maak om naar de boegschroef te kijken is het daar een grote rotzooi. Alles zit onder de spetters en er ligt olie op de plank waar de accu’s op staan…. denk ik. Ik voel er aan….. maar het plakt niet. Het blijkt accuzuur te zijn. Een van de accu’s is volledig uit elkaar geknald. Het accuzuur is overal tegenaan en onder gelopen. Onder de plank van de accu’s liggen tientallen vaatjes met ballast waar het zuur tussendoor is gelopen op het vlak. De bedrading zit onder het zuur. En dan…….?
Wat moeten we doen? Alle bedrijven zijn in Duitsland met vakantie. Bovendien is het vrijdagavond 21.00 uur. Ria belt het calamiteiten-nummer van de verzekering. De man die we aan de telefoon krijgen zegt: spoelen spoelen spoelen. Maar dat durven we niet. Eerst moet de geëxplodeerde accu er uit! En dat kunnen we niet. Hij zit klem en we durven het niet. Bang dat de rest van het zuur uit de accu op het parket loopt. Ik bel Pollard die ook met vakantie is en Nikos onze onderhoudsmonteur die wel de telefoon opneemt, maar in Griekenland op een eiland zit. Ria durft zonder boegschroef niet naar Nederland te varen. Ik bel onze vriend Rob die ook een boot van de Pollardwerf heeft en legt hem het probleem uit. Hij biedt direct aan te komen. Hij durft wel met z’n drieën zonder boegschroef naar Nederland te varen. Als zijn vrouw Nienke hem de volgende dag brengt lunchen we eerst. Daarna vertrekken we direct. We willen de eerste drie sluizen op het Küstenkanaal en de Eems vandaag nog meepakken. Dat gaat vlot. Het teamwerk op Tiberius is goed. Rob kent het sluiswerk. We varen achter een Nederlandse schipper die zegt voorzichtig te zijn. Zo kunnen we met z’n tweeën veilig in de twee sluizen op de Eems mee naar beneden. Na de laatste sluis knallen we, met de steeds intenser wordende stroom richting Nederland. Eerst met 14 kilometer per uur oplopend bij Emden tot wel 18 kilometer per uur. Zo snel is Tiberius nog niet gegaan. Het modderwater kolkt om ons heen. Als we op de Dollard in de verte Delfzijl zien liggen doen we het laatste stuk over het open water in het uitdovende avondlicht. De luchten zijn betoverend. Om 21.15 maken we, bij het laatste beetje licht, vast in de buitenhaven van Delfzijl.
Zondagmorgen wordt Rob met een plank van een rug wakker, of eigenlijk heeft hij niet geslapen, ontbijten met een fruithap en gaan de Zeesluis door naar de Scheepswerf Delfzijl. We doen rustig aan en eten bij de Toko om de hoek.
Maandagochtend komt Louis Hylkema naar onze uiteengespatte accu kijken en hij zet twee mannen aan het werk. Die voeren de twee accu’s uit de voorpunt af en zetten een grote ventilator in het luik. Zo worden de giftige dampen van de accu afgevoerd. Daarna wordt er de hele dag met veel water en later ook met soda schoon gemaakt en gespoeld. De bilgenpomp draait overuren. De plank waar de accu’s op stonden is echter helemaal vol gezogen met zuur wat we er niet uit krijgen. Dus worden twee nieuwe AGM-accu’s op de bank gezet en aangesloten. Ook is de dynamo aan de motor overbelast geraakt omdat hij de kapotte accu probeerde te compenseren. En de diode-brug functioneert niet goed. Nu varen we via Groningen naar Pollard, de bouwer van het schip om voor in de punt de bedrading en het hout te laten vervangen. De punt moet verder grondig schoon gemaakt worden. Er zal ook een nieuwe dynamo in moeten en de bilgenpomp is ook vergiftigd door het zuur.
De Weser moet je langzaam af varen, geen haast hebben en genieten van het landschap. Wij vinden het een van de mooiste rivieren van Noord-Duitsland. De rivier ligt niet diep zodat je altijd de oevers kunt ervaren. Voor een rivier waar toch best wel wat scheepvaart over gaat is ze flink bochtig. Soms ga je 180 graden naar oost of naar westelijke richting. De allergrootste bochten zijn afgesneden door een kanaal waar dan ook een sluis zit. We doen het rustig aan en varen het grootste deel van de het traject van Minden tot Bremen (107 km) achter een binnenvaartschipper waar je anders toch op zou moeten wachten bij de volgende sluis. Onderweg melden we ons, net als de binnenvaartschipper bij de sluis en we merken de de schippers rekening met ons houden. Er heerst een gemoedelijke sfeer op het water. Ik hou de AIS (Automatic Identification System) in de gaten zodat we niet te dicht op de schepen varen.
Beeld plotter van het zwarte schip met rode AIS-waarschuwingspijlen van schepen die dicht in de buurt zijn. Op dit moment zien we alleen rood knipperende icoontjes van de schepen. De rode waarschuwingspijlen zijn niet te zien omdat onze AIS niet helemaal in orde is.
We varen als rode icoontjes achter elkaar aan. En ik hou goed stuurboordwal om de tegenligger niet in de weg te zitten. Alhoewel we gemiddeld 1,5 km stroom mee hebben gaan we niet harder dan 10 km/uur. Tiberius draait dan rustig op zo’n 1300 toeren. Voordat we het laatste traject tot Bremen afleggen draaien we de zijrivier de Aller op en blijven een paar dagen bij een zeer gemoedelijke watersportvereniging aan de kant liggen. Het is ook drie dagen ver boven de 30 graden en dan kun je beter in open terrein liggen dan in de stad. Vroeg in de ochtend fietsen we naar de gezellige provinciestad Verden voor boodschappen en een ijsje. Wat later in de middag doen we een dutje of zitten in de schaduw van een boom aan de Aller. Een beetje in de wind als we geluk hebben. De laatste avond fotografeer ik de ooievaars die direct beslag nemen van het pas gemaaide akkerland. Het is de laatste keer dat het land naast de jachthaven wordt gemaaid, het gebied wordt natuurreservaat.
Vrijdag is het afgekoeld en varen we vroeg naar Bremen. Wanneer ik op de AIS kijk als we nog op de Aller varen, zie ik twee binnenvaartschepen al op het lange sluiskanaal voor de sluis van Hemelingen varen. Ik geef wat gas bij zodat we nog met deze twee schippers mee kunnen. Als we ons aanmelden sluit het tweede schip zich al in de sluis aan. We mogen nog net met de Umschlag en de Wilka mee. Dat is een meevaller. Zo kunnen we mooi op tijd in Bremen zijn om nog een plekje te hebben. Een sluisrondje duurt hier al gauw een uur en dan is het nog de vraag of er zich snel binnenvaartschippers aanmelden waar we dan met mee zouden kunnen. De volgende sluis Weserwehr gaat net zo, alleen is er wat verwarring over de marifoon. Ik begrijp het blikkige Duits van de sluiswachters niet altijd goed. Maar goed, we kunnen mee.
Vanaf deze sluis is het nog een half uurtje naar Marina Bremen. We varen weer rustig achter de Wilka aan. De Umslag is al vooruit want die vaart wat sneller. De Wilka is een beetje een oud Duits schip, zwaar beladen met zand. Vlak voor de stad ligt er een binnenvaartschip aan stuurboordwal te manoeuvreren. Ik geef wat gas bij en ik sluit weer aan bij de Wilka. We gaan er vanuit dat het schip keert en de Weser op zal varen. We letten ook op de stad en de bruggen. De Weser wordt hier smaller. Vooral op het stuk voordat de Kleine Weser zich bij de Weser voegt. Ook zijn er hier op regelmatige afstand steigers waardoor het vaarwater nog iets verder wordt versmald. Omdat ik net het manoeuvrerende binnenvaartschip ben gepasseerd vaar ik nog redelijk ver aan bakboord. Er wordt wat gecommuniceerd op de marifoon en een schipper heeft het over die sportboot; ik denk dat het een andere sportboot is, in de sluis en niet wij. Later vermoeden we dat hij het over ons had…. Het marifoonkanaal is op de Weser bij Bremen namelijk hetzelfde als voor de sluis.
Situatie bijna aanvaring op de Weser in Bremen
We passeren de Wilhelm-Kaisen-Brücke. We zijn nog ruim een kilometer van onze aanlegplaats: Marina Bremen. Ik overleg met Ria als ik een vage schim aan stuurboord zie. Ik geloof het niet en kijk nog eens. Tot mijn schrik zie ik de hoge zwarte neus van een onbeladen binnenvaartschip vlak naast Tiberius. Tussen ons en de stuurboordwal. Het is een hoog boven Tiberius uitstekende zwartgrijze neus van een onbeladen binnenvaartschip. Met een bruisende boeggolf er onder. Het is het schip dat we net gepasseerd zijn en lag te manoeuvreren. Hij is direct op volle snelheid achter ons aan gekomen…… Nu zie ik hem ook op mijn AIS scherm als een rood oplichtend scheepje schuin naast ons…… we worden haast overvaren…… dus ik geef een ruk aan mijn stuurwiel en ga uiterst bakboord varen. Het binnenvaartschip schiet met een vaart langs. Ria gaat naar het voordek om haar ongenoegen aan de schipper duidelijk te maken. Ik schakel de marifoon naar 10 en bedank de schipper op een bedoeld cynische wijze in het Duits wat natuurlijk niet over komt. Maar de ramen van het schip zijn geblindeerd en de schipper reageert niet over de marifoon. Wij zijn blijkbaar maar een sportboot die wat aanrommelt en die moet je als professional negeren! Het kan ook zijn dat de schipper in Bremen een ongelukkige date heeft gehad en kwaad wegvaart zonder met andere schepen rekening te houden. Wij blijven verbouwereerd achter. De schrik zit er bij ons goed in. We hebben veel vraagtekens. Wat hebben we fout gedaan? Ja we hadden beter stuurboordwal moeten houden! En onze AIS zou niet stuk moeten zijn! Dan hadden we hem wellicht beter kunnen volgen! En we hadden beter op moeten letten! Ria kijkt normaal gesproken vaak achter zich, maar nu even niet. Maar het binnenvaartschip had toch wel op z’n minst even een sein met z’n hoorn kunnen geven? Met name bij het weg varen. Veel tijd hebben we niet, want we moeten bij Marina Bremen aanmeren. Dat gebeurt op een rommelige manier. Drie mannen op de kant pakken touwtjes van Ria aan die ze vervolgens verkeerd vastmaken. Ik probeer Tiberius tegen de stroom in op z’n plek te houden. Als we uiteindelijk liggen lunchen we en vallen in een diepe onrustige slaap. De schrik zit er bij ons nog steeds in.
Bremer stadsmuzikanten: Een prangende vraag is waarom vier absoluut onmuzikale dieren juist naar Bremen wilden om daar muzikant te worden. Er wordt beweerd dat de bewoners van Bremen zo onmuzikaal zijn dat ze het gebalk van een ezel, het geblaf van een hond enz. nog mooi vonden. Er wordt beweerd, ditmaal voornamelijk door de Bremers zelf, dat de stad zo tolerant is, dat er zelfs plaats is voor dit soort lawaaimakers. Toch is de meest waarschijnlijke reden die voor de bedenker(s) van het verhaal de aanleiding was de muzikanten naar Bremen te laten gaan, dat de stad een vrije handelsstad is, waar eenieder het beroep dat hij had kon uitoefenen. Iets wat in het verleden geen vanzelfsprekendheid was.
Ria op het aquaduct op de kruising van Wezer en Mittellandkanaal
We zijn al weer 270 kilometer, 31 uur varen en 7 dagen geleden uit Hamburg vertrokken. Hebben er even de vaart in gezet omdat vandaag het aquaduct over de Wezer in het Mittellandkanaal bij Minden, voor een hele week gesloten wordt. We liggen nu aan de Wezer op een stil plekje in Landesbergen. Heerlijk. Gewoon een klein steigertje langs de rivier voor enkele boten. De stilte overvalt ons een beetje. We blijven daarom nog maar ’n dagje.
Vertrek uit Hamburg waar druk aan de stad gebouwd wordt
Bij ons vertrek uit Hamburg zorgen we er voor een stukje van de vloed mee te hebben. Met 3 tot 4 kilometer per/uur stroom mee scheelt dat al gauw een uur. Op het Elbe-Seitenkanaal moeten we 3 uur voor het Schiffshebewerke wachten. Vervolgens komen we via het Mittellandkanaal met de vele bruggen, in Minden.
We maken een wandelingetje over het bewuste aquaduct bij Minden en verwonderen ons over de grootte van het project dat al weer ruim een eeuw geleden is gebouwd.
Op vrijdag huren we een auto in Minden om naar Hamelen (Hameln), Externsteine en een rondje door het Teutoburgerwoud te rijden. We krijgen een scheurbakkie, een Golfje GTI. Nemen de binnendoor-weg met veel bochten en prachtige uitzichten naar Hamelen. Het gaat ons al vlug te hard. We rijden het liefst maximaal 70 kilometer per uur. Dat is al heel snel als je de laatste weken niet harder dan 10 km/uur bent gegaan. Maar soms moeten we mee met het verkeer en mag je op de binnenwegen wel 100 rijden, maar sneller dan 80 km/uur durven we niet. We moeten ook een beetje van het landschap kunnen genieten en gedragen ons dus als toerist. We zoeken in Hamelen een parkeergarage en denken in de oude stad uit te komen, maar worden geleid naar Parkhaus Stadtgalerie. We stijgen via een hellingbaan in de vorm van een kurkentrekker in 4 rondjes omhoog en parkeren tot onze schrik boven een splinternieuwe shoppingmall, zo blijkt later. Via twee roltrappen, waarbij we gedwongen worden langs een hele batterij winkels van bekende merken te lopen, komen we op de begane grond en uiteindelijk in de oude binnenstad.
In de straten rond de Markt is het nog rustig. Ik maak foto’s van de prachtige vakwerk-architectuur.
We eten een ijsje bij een goede Italiaanse ijssalon op de Pferdemarkt en lopen nog een rondje door de stad, op zoek naar een restaurant waar we kunnen lunchen. We hebben vanaf de boot al geprobeerd ergens voor de lunch te reserveren maar gek genoeg lukte dat niet. Bij alle adressen, vijf stuks, die ons leuk leken kon het niet. Ze waren op vakantie, hadden een groep op bezoek of personeelsgebrek. Heel vreemd. Uiteindelijk heb ik een pizzaatje bij een kleine Italiaan gegeten. Ria kreeg niet meer dan een nogal kale carpaccio omdat hij bang was dat er ergens gluten in het eten zouden zitten.
Hamelen heeft prachtige architectuur. Maar de stad als geheel valt ons ’n beetje tegen. Je kunt zien dat de winkels in het oude centrum last hebben van de concurrentie van het nieuwe winkelcentrum. Er zijn weinig speciaal-winkeltjes in de oude stad overgebleven. De horeca zit in de grote straten en in de kleine straatjes bruist het niet. We zien ook leegstand. De felgekleurde banken die her en der op straat zijn gezet en de gekleurde “versieringen” boven de kleine straatjes, detoneren en compenseren het verlies aan leuke winkeltjes zeker niet.
’s Middags rijden we door het prachtige landschap van het Teutoburgerwoud naar de Externsteine, een formatie van zandstenen. De formatie bestaat uit enkele lange stenen, die abrupt uit het heuvelachtige landschap oprijzen. Ze staan voor een deel in een waterpartij. Een heel bijzonder fenomeen.
De stenen zijn ontstaan in het Krijt, ongeveer 120 miljoen jaar geleden. Behalve een natuurmonument zijn de Externsteine mogelijk van religieuze of cultureel geschiedkundige waarde. Men stelt steeds opnieuw dat de Externsteine in de steentijd de functie van cultusplaats hadden. Dat is echter nooit bewezen. Toch zien we een groepje mensen die voortdurend een mantra zingen. Het gezang weerkaatst tegen de rotsen. In de 12de eeuw werd volgens een inscriptie een grot in de westelijke rots als kerk ingewijd door de plaatselijke bisschop. Links naast de ingang van die grot bevindt zich een reliëf van de kruisafname van Jezus. Dit is het oudst bewaarde stenen beeld van Duitsland.
Het is al laat geworden dus rijden we rechtstreeks terug naar Minden. De navigatie stuurt ons over de A2. We raken langzaam weer ’n beetje gewend aan de snelheid. Als ik gas geef om in te halen laar de Golf GTI een onderaards gegrom horen en we worden met onze rug in de kussens gedrukt! De auto katapult ons naar voren. Wat ’n monster. Niets voor ons.
We liggen al weer zowat een week in Hamburg, hartje centrum, hartje haven, tussen de bekende, beetje verloederde, kleurrijke wijk St. Pauli en de Speicherstadt. We doen een beetje of we hier ’n tijdje wonen. Genieten van de stad maar bijven soms ook langer op de boot. Ria maakt een hesje uit een oude jurk. Ik maak een compleet stadsgezicht van Speicherstadt. We wandelen ook veel door de stad en zijn naar een concert van de NDR-Bigband in de Rolf Liebermann-Studio geweest. Het is een leuke stad om nader kennis mee te maken en niet alleen de highlights te pakken.
In het bovenstaande stadsgezicht is de architectuur van de Speicherstadt uit het eind van de 19e eeuw gecombineerd met het nieuwste staaltje architectuur in Hamburg: de 40 meter hoge Elbphilharmonie.We moeten nog binnen gaan kijken, dat schijnt spectaculair te zijn.
De Speicherstadt is een hoogtepunt van de Hamburgse architectuur. Het staat op de monumentenlijst en is samen met het Kontorhausviertel UNESCO-werelderfgoed. De Speicherstadt wordt tussen 1883 en 1927 op de voormalige Elbe-eilanden Kehrwieder en Wandrahm gebouwd als onderdeel van de vrijhaven van Hamburg. Om ruimte voor de pakhuizen in de vrijzone van de haven te creëren wordt in 1883 de hele Hamburgse wijk Kehrwieder ontruimd. Daarbij moesten niet minder dan 20.000 inwoners ergens anders gehuisvest worden. Het ontwerp van de pakhuizen is van architect Carl Johann Christian Zimmermann en hoofdingenieur Andreas Meyer. Elk pakhuis heeft meerdere verdiepingen en toegangen vanaf het water en vanaf de straat.
doorsnee uit 1888: Zollkanal en Freihafengebiet
De bouwwerkzaamheden werden verdeeld in drie delen, waarvan het eerste in 1888 werd voltooid. De resterende bouwwerkzaamheden waren bij het begin van de Eerste Wereldoorlog voltooid. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ongeveer de helft van de Speicherstadt verwoest; de wederopbouw, die trouw bleef aan het origineel, duurde tot 1967.
De Speicherstadt is niet alleen historisch van belang, het is ook een inspiratiebron voor de huidige generatie stedenbouwers en architecten die zich voor de opgave gesteld zien weer een compacte stad te bouwen. En dat is de Speicherstad zeker, met een oppervlakte van 300.000 m² is de grootte vergelijkbaar met de bouw van 3.000 tot 5.000 woningen.
We blijven ook volgende week nog een paar dagen in Hamburg. Het wordt te heet om de kanalen op te varen. Hier, in de haven van Hamburg liggen we nog een beetje op de wind.
We zijn het Noord-Oostzeekanaal af gekeuteld en liggen nu in het haventje van Brunsbüttel, direct naast de grote sluizen. Onze eerste stop was aan de steiger voor de sluis bij Holtenau, vlakbij Kiel. Daar hebben we afscheid van de Oostzee genomen. Na een rustige nacht moeten we de volgende ochtend opschieten om, samen met al onze buren rond 8.00 uur voor de sluis te liggen en te wachten tot de lichten op wit gaan, een teken dat de jachten de sluis in mogen varen. We komen naast de romp van een gigantisch schip te liggen en gaan met z’n allen maar ’n metertje omhoog.
Gelukkig zijn de oude gladde houten steigertjes, met gaten ertussen vervangen door aaneengesloten steigers met roosters zodat er geen ongelukken gebeuren. De steigers drijven op het water en gaan langs kettingen die aan de sluismuur zijn bevestigd omhoog of omlaag. We leggen de stootwillen helemaal in het water zodat ze hun werk nog net kunnen doen.
Ons doel is vandaag tot Rendsburg te varen, dat ongeveer halverwege het kanaal van totaal 100 kilometer ligt. Tijdens een wandeling in Rendsburg komen we bij de bijzondere, uit eind 19e eeuw stammende, Schwebefähre. Dit is een spoorbrug op 40 meter hoogte, met daaronder een hangende gondel die als veer dienst kan doen. Een prachtige constructie, waar Eiffel nog een puntje aan zou kunnen zuigen. Afgelopen jaren is het veer gerestaureerd en wordt eind van dit jaar weer in gebruik genomen. De spoorburg maakt aan de zijde van Rendsburg een grote loop om op hoogte komen en gaat zo een heel stuk over de bebouwing en de bomen van de stad heen. Gek gezicht.
We blijven nog wat langer in Rendsburg omdat het toch te hard waait om de Elbe op te varen. Als ik bij de vrouwelijke havenmeester twee dagen bijboek schrijft ze een verkeerde datum op het reçu dat we aan de boot moeten bevestigen. Daar komen we echter pas later achter en gaan de volgende dag opnieuw naar de havenmeester om de datum te laten corrigeren. We worden daarbij getrakteerd op een voorstelling die zo als Commedia dell’ Arte opgevoerd kan worden. Ze bladert driftig door haar bonnen-boekjes op zoek naar de naam Tiberius maar vindt het de eerste keer niet. Als ze ziet dat er al een aantal mensen buiten staan te wachten, maakt ze nog meer misbaar om te laten blijken dat zij er ook niets aan kan doen dat ze moeten wachten. Uiteindelijk vindt ze een “Iberius” en schrijft met tegenzin een nieuw reçu met een nieuwe datum uit, om die aan de boot te bevestigen. Ons advies is dus om maar niet naar deze haven met zeer onvriendelijke havenmeester te gaan.
We besluiten na 4 dagen niet direct naar Brunsbüttel te varen maar een tussenstop op het Gieselau-Kanaal te maken, waar we voor het sluisje naar de Eider aan een steigertje in het groen liggen. We worden gewekt met vogelgeluiden.
De volgende dag varen we het laatste stukje kanaal en komen aan een steiger, direct tegen de vaarweg naar de Noordsluis te liggen. Daar worden we overdonderd door de grootte van de schepen die we haast kunnen aanraken en waarvan we de motoren en schroeven van heel dicht bij in onze borst kunnen voelen. Veel schepen zijn redelijk rustig, maar af en toe is er een die een zodanig zwaar geluid produceert dat je niets anders kunt dan er naar te luisteren. En het erge is, dat ze de motoren ook laten draaien als het schip in de sluis ligt en moet wachten om de Elbe op te varen. Dat duurt bij elkaar dan een klein uurtje. Het lijkt me geen pretje op zo’n schip te moeten werken, waarbij je voortdurend aan dit oorverdovende geweld wordt blootgesteld.
Al weer zowat twee weken geleden hebben we afscheid van Denemarken genomen. Het scheelde niet veel of we werden door de Kroonprins uitgezwaaid, die naar het koninklijke jacht zou komen om de derde etappe van de tour de France door Denemarken te zien. Maar uiteindelijk is zijn komst afgelast vanwege de zeer nare aanslag op een winkelcentrum in Kopenhagen dat weekend. De boot van Koningin Margrethe II is dus voor niets naar Sønderborg gekomen.