Noord-Oostzeekanaal

zondag 10 juli

We zijn het Noord-Oostzeekanaal af gekeuteld en liggen nu in het haventje van Brunsbüttel, direct naast de grote sluizen. Onze eerste stop was aan de steiger voor de sluis bij Holtenau, vlakbij Kiel. Daar hebben we afscheid van de Oostzee genomen. Na een rustige nacht moeten we de volgende ochtend opschieten om, samen met al onze buren rond 8.00 uur voor de sluis te liggen en te wachten tot de lichten op wit gaan, een teken dat de jachten de sluis in mogen varen. We komen naast de romp van een gigantisch schip te liggen en gaan met z’n allen maar ’n metertje omhoog.

Gelukkig zijn de oude gladde houten steigertjes, met gaten ertussen vervangen door aaneengesloten steigers met roosters zodat er geen ongelukken gebeuren. De steigers drijven op het water en gaan langs kettingen die aan de sluismuur zijn bevestigd omhoog of omlaag. We leggen de stootwillen helemaal in het water zodat ze hun werk nog net kunnen doen.

Ons doel is vandaag tot Rendsburg te varen, dat ongeveer halverwege het kanaal van totaal 100 kilometer ligt. Tijdens een wandeling in Rendsburg komen we bij de bijzondere, uit eind 19e eeuw stammende, Schwebefähre. Dit is een spoorbrug op 40 meter hoogte, met daaronder een hangende gondel die als veer dienst kan doen. Een prachtige constructie, waar Eiffel nog een puntje aan zou kunnen zuigen. Afgelopen jaren is het veer gerestaureerd en wordt eind van dit jaar weer in gebruik genomen. De spoorburg maakt aan de zijde van Rendsburg een grote loop om op hoogte komen en gaat zo een heel stuk over de bebouwing en de bomen van de stad heen. Gek gezicht.

We blijven nog wat langer in Rendsburg omdat het toch te hard waait om de Elbe op te varen. Als ik bij de vrouwelijke havenmeester twee dagen bijboek schrijft ze een verkeerde datum op het reçu dat we aan de boot moeten bevestigen. Daar komen we echter pas later achter en gaan de volgende dag opnieuw naar de havenmeester om de datum te laten corrigeren. We worden daarbij getrakteerd op een voorstelling die zo als Commedia dell’ Arte opgevoerd kan worden. Ze bladert driftig door haar bonnen-boekjes op zoek naar de naam Tiberius maar vindt het de eerste keer niet. Als ze ziet dat er al een aantal mensen buiten staan te wachten, maakt ze nog meer misbaar om te laten blijken dat zij er ook niets aan kan doen dat ze moeten wachten. Uiteindelijk vindt ze een “Iberius” en schrijft met tegenzin een nieuw reçu met een nieuwe datum uit, om die aan de boot te bevestigen. Ons advies is dus om maar niet naar deze haven met zeer onvriendelijke havenmeester te gaan.

We besluiten na 4 dagen niet direct naar Brunsbüttel te varen maar een tussenstop op het Gieselau-Kanaal te maken, waar we voor het sluisje naar de Eider aan een steigertje in het groen liggen. We worden gewekt met vogelgeluiden.

De volgende dag varen we het laatste stukje kanaal en komen aan een steiger, direct tegen de vaarweg naar de Noordsluis te liggen. Daar worden we overdonderd door de grootte van de schepen die we haast kunnen aanraken en waarvan we de motoren en schroeven van heel dicht bij in onze borst kunnen voelen. Veel schepen zijn redelijk rustig, maar af en toe is er een die een zodanig zwaar geluid produceert dat je niets anders kunt dan er naar te luisteren. En het erge is, dat ze de motoren ook laten draaien als het schip in de sluis ligt en moet wachten om de Elbe op te varen. Dat duurt bij elkaar dan een klein uurtje. Het lijkt me geen pretje op zo’n schip te moeten werken, waarbij je voortdurend aan dit oorverdovende geweld wordt blootgesteld.

Al weer zowat twee weken geleden hebben we afscheid van Denemarken genomen. Het scheelde niet veel of we werden door de Kroonprins uitgezwaaid, die naar het koninklijke jacht zou komen om de derde etappe van de tour de France door Denemarken te zien. Maar uiteindelijk is zijn komst afgelast vanwege de zeer nare aanslag op een winkelcentrum in Kopenhagen dat weekend. De boot van Koningin Margrethe II is dus voor niets naar Sønderborg gekomen.